In de maanden na de mobilisatie nam het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel tal van maatregelen. De regering vorderde van alles en nog wat. Zo moesten op 11 november 1914 alle Mierlose trekhonden van het mannelijk geslacht en met een schofthoogte van minimaal 70 centimeter naar een verzamelplaats bij de watertoren in Helmond gebracht moesten worden. Door een veearts goedgekeurde honden werden gevorderd voor het leger. Dat leger had ook grote behoefte aan wol. Burgemeester Verheugt stelde een lijst op van 18 schapenhouders die hun wol in Helmond in moesten leveren tegen een vergoeding van ƒ 1,65 per kilo.
Om prijsopdrijving te voorkomen, werden lijsten met maximumprijzen voor levensmiddelen, grondstoffen en huishoudelijke artikelen en brandstoffen opgesteld. De broodvoorziening was essentieel. Indien nodig konden daarom de voorraden rogge en tarwe opgekocht of gevorderd worden. Er kwam een Rijksbureau voor de distributie van graan en meel. Zo ontving Mierlo ‘regeringsmais’ van de graanhandelaren in Rotterdam. De uitvoer van producten zoals kaas en suiker werd verboden of beperkt.
In 1915 stelde het gemeentebestuur van Mierlo de ‘Verordening houdende verbod van voederen van vee met rogge’ in en een jaar later de ‘Verordening op het beheer van het distributiebedrijf in de gemeente Mierlo’. Het eigen distributiebureau van de gemeente ging de verdeling van levensmiddelen en brandstoffen regelen.
Het vlees was schaars en dus duur. Er werd streng op toegezien dat vee niet illegaal werd geslacht. Vis was goedkoop, bovendien was het vastentijd! Daarom werden in maart 1915 in Mierlo-dorp en op ’t Hout visafslagen gehouden. In dat tweede oorlogsjaar brak in Mierlo ook de besmettelijke ziekte mond-en-klauwzeer uit. De veestapel van getroffen boeren moest worden afgemaakt en ‘de koppen en pooten werden inden grond gestopt, doch het vleesch dat voor consumptie goed was, is opgezonden naar het abattoir in Rotterdam’. In het dorp werden verschillende borden geplaatst met daarop de waarschuwing dat in- en uitvoer van vee verboden was.
De brandstoffenvoorziening was in Mierlo goed geregeld. De R.K. Textielarbeidersvereniging St. Severus had een goedlopende ‘Onderlinge vereniging tot aankoop van steenkolen’ opgericht. De krant berichtte zelfs dat in Geldrop zo weinig steenkolen verstrekt werden dat mensen uit Geldrop met de kinderwagen over de hobbelige gladde wegen naar Mierlo kwamen om er steenkolen te kopen. Het gemeentebestuur maakte van de brandstoffenvoorziening zelfs een flink winstgevende handel. In onder meer het Groote Goor en het Kleine Goor, ’t Voortje en Overakker werden honderden wilgen, eiken en dennenbomen gekapt en verkocht. Hele ladingen brandhout werden verscheept naar Rotterdam en Amsterdam. De Mierlonaren zullen daar ongetwijfeld ook brandhout van gekregen hebben.
Nieuwe omstandigheden leidden vaak ook tot nieuw ondernemerschap. Door het tekort aan levensmiddelen ontstonden er groentedrogerijen, waarmee de houdbaarheid van groenten verlengd kon worden. Burgemeester Verheugt begon als privépersoon een dergelijke, modern ingerichte onderneming. Helaas was het bedrijf maar een kort leven beschoren. Na een jaar ging het gebouw in vlammen op en stopte de burgemeester met zijn productieactiviteiten. Ook in de voormalige bierbrouwerij van Prinsen hield men zich korte tijd bezig met het drogen van groenten. Bij gebrek aan tabaksbladen werden in Mierlo – bekend om zijn kersen – ook kersenblaadjes gedroogd. Er waren boeren die op één dag 500 kilo naar Prinsen brachten. De prijs was maar liefst een dubbeltje per kilo. Op allerlei manieren probeerde men oplossingen te verzinnen om de schaarste aan voedings- en genotsmiddelen te bestrijden. De districts-schoolopziener in Eindhoven stuurde zelfs een brief naar de besturen van scholen om de kinderen vrijaf te geven, “teneinde onder geleide zich te kunnen toeleggen op het verzamelen van beukennootjes voor de vetvoorziening”.
De oorlog leidde ook tot een persoonlijk drama in Mierlo. Op 10 oktober 1917 deden twee zwervende Duitse deserteurs het café van de weduwe Joosten aan, op Het Broek bij het Eindhovensch Kanaal. De weduwe was alleen thuis met haar dochtertje, dat de volgende dag drie jaar zou worden.
Tijdens het betalen viel één van de deserteurs de vrouw aan, bond haar vast en ging op zoek naar geld. De ander probeerde het huilende kind stil te krijgen, maar ging zo hardhandig te werk dat het meisje overleed. Met ƒ 40,- en een paar sieraden op zak gingen de aanvallers er vandoor. De weduwe wist zich los te maken en sloeg alarm bij de buren, die de achtervolging inzetten. De overvallers vluchtten richting Geldrop. Zij waren gewapend, reden waarom de Mierlose achtervolgers op voldoende afstand moesten blijven. Klompenmaker H. van der Vleuten sprong op zijn fiets en reed naar de politie in Geldrop; die op haar beurt vroeg weer versterking aan de ingekwartierde soldaten. De overvallers kwamen klem te zitten tussen de woedende Mierlonaren en de soldaten uit Geldrop. Beide deserteurs werden met ‘gericht geweer’ door de militairen gearresteerd. Op het gemeentehuis in Geldrop legden zij een bekentenis af. Buiten stonden veel mensen die deelgenomen hadden aan de achtervolging, zij konden zich met moeite bedwingen. Daarna werden de daders overgebracht naar Mierlo. Dr. Nuijens had nog geprobeerd “de levensgeesten van het vermoorde kind op te wekken”, maar tevergeefs. De daders werden acht maanden later veroordeeld tot 12 en 15 jaar gevangenisstraf. Later werden ze ook nog veroordeeld voor een inbraak met geweld en bedreiging in Heeze, die zij enkele weken voor de overval in Mierlo hadden gepleegd.
Gelukkig waren er tijdens de oorlog ook positieve ontwikkelingen. In 1914 werd Mierlo aangesloten op het elektriciteitsnet. Begin november hadden openbare gebouwen en ook veel particulieren elektrische verlichting. De tijd van lantaarnopstekers was voorbij.
Ook de werkgelegenheid kreeg een impuls. Textielfirma De Haes kocht een terrein tussen het Eindhovens kanaal, de provinciale weg (nu Brugstraat) en de tramlijn en zette er een fabriek neer. In de loop der jaren zouden honderden Mierlonaren daar hun kost verdienen.