Ongeveer een jaar later konden er de eerste patiënten worden gehuisvest. Het beheer van de verpachtingen en de inkomsten van het Apostelhuis waren in handen van een rentmeester en later ging dat over naar drie provisoren (bevoegde beheerders), onder wie de pastoor van Mierlo.
Aan het einde van de 18e eeuw raakte het Apostelhuis onder meer door plundering van Franse soldaten in onbruik en verval. De patiënten werden ondergebracht bij particulieren en hun onderhoud werd door de stichting Apostelhuis betaald.
Na vele jaren van verval werd het gebouw in de jaren 1872-1874 gesloopt. De opbrengsten uit het beheer en de inkomsten van de sloop werden gebruikt voor de oprichting van een klooster, een kapel en een school in Mierlo-dorp. In het klooster moest ook een verzorgingstehuis voor behoeftige oude mannen worden gerealiseerd.
Het kloostercomplex werd gebouwd tegenover de pastorie, waar in 1881 de eerste 4 patiënten werden opgenomen. Dat aantal werd geleidelijk uitgebreid tot 12.
Pastoor Vissers, parochieherder van Mierlo, haalde in 1874 de zusters Franciscanessen uit Oirschot naar Mierlo voor de verzorging van de patiënten. Door de groei van het inwonertal van de gemeente Mierlo werd de opvangcapaciteit van het verzorgingstehuis uitgebreid en konden ook vrouwen worden opgenomen.
Zorg voor kwetsbaren
In het dorp stonden twee zogenaamde armenboerderijen. De oudste was een boerderij uit de 17e eeuw op de hoek van de huidige Dorpstraat/Prelaat Brantenstraat. De boerderij was in de twintigste eeuw eigendom van de Tafel van de Heilige-Geest (een armenfonds). De inkomsten uit verpachting kwamen ten goede aan de armen van Mierlo.
De tweede armenboerderij was die bij het klooster. Achter het klooster stonden een koestal en een schuur, die in 1910 werden afgebroken om het mannenhuis te kunnen uitbreiden. Tevens werd een nieuwe boerderij gebouwd die door de zusters werd beheerd. Vanaf 1924 werd de boerderij verhuurd aan de familie Raaijmakers en rond 1985 is dit pand gesloopt. De gronden werden beschikbaar gesteld voor de uitbreiding en gedeeltelijke nieuwbouw van het bejaardencentrum dat tot circa 2005 dienst deed.
De zorgverantwoordelijkheid voor de kwetsbaren – ouderen, invaliden, werklozen en arme inwoners – berustte bij de gemeente. In 1900 leefde een aanzienlijk deel van de Mierlose bevolking in armoedige omstandigheden. Het grote aantal arme inwoners en de moeilijke economische tijd leidden ertoe dat de gemeentelijke armenzorg niet toereikend was voor de noodzakelijke hulp. De rijkere notabelen van het dorp richtten daarom verenigingen en instellingen van ‘weldadigheid’ op. In Mierlo en Mierlo-Hout heetten die de Vincentius a Paulo Vereniging en de Sint-Elisabeth Vereniging. De ondersteuning aan de kwetsbaren bestond meestal uit voedsel, kleding en brandstof. De Elisabethvereniging was er voor vrouwen en aanstaande moeders. Bij zwangerschap werd vaak op die vereniging een beroep gedaan om een volledige ‘luiermand’ te krijgen. Ook werden eieren, vlees, melk en ander voedsel verstrekt om aan te sterken.
Ontstaan professionele zorg
Huisartsen
In Mierlo was men voor de medische zorg lang aangewezen op huisartsen en verloskundigen van buiten het dorp. Zo ging men rond 1900 naar dokter Guljé in Helmond en naar dokter Jaspers in Geldrop. Huisarts Jaspers ontving voor geneeskundige hulp aan de inwoners van Mierlo jaarlijks een bedrag van f 300. Mevrouw Susanna van Stekelenburg zorgde van 1881 tot haar dood in 1924 voor de verloskundige hulp. Haar werk werd geleidelijk overgenomen door de huisartsen en de thuishulp van de Kruisvereniging.
In 1920 werd dokter Nuijens uit Helmond benoemd tot huisarts in Mierlo-Hout. Hij kreeg in 1924 eervol ontslag; dokter Hermans werd vervolgens tot gemeente-geneesheer werd benoemd. In 1928 werd hij opgevolgd door dokter Jonkergouw, die in 1931 ontslag nam. Al voor zijn ontslag was een begin gemaakt met de oprichting van een kruisvereniging en een consultatiebureau voor zuigelingen.
Een van de bekendste huisartsen in Mierlo was Emile Kerssemakers. Van 1934 tot 1974 was hij huisarts van Mierlo,
maar ook inwoners van Mierlo-Hout en Stiphout kwamen in zijn praktijk. In 1951 was hij medeoprichter van de EHBO-Mierlo. In 1962 kwam dr. Mutsaerts het medisch team versterken.
Hij ging tijdelijk in ‘t Oude Raadhuis wonen, tot zijn nieuwe huis mèt praktijkruimte aan de Burgemeester Verheugtstraat klaar was. Het was de bedoeling dat Mutsaerts huisarts Kerssemakers zou opvolgen. Noodlottigerwijze werden beide dokters tegelijkertijd in het ziekenhuis opgenomen en overleden zij ongeveer twee maanden na elkaar. Na Kerssemakers en Mutsaerts waren het de dokters Verhelst, Van de Kimmenade, Jansen-Raben en Van Thiel die het medisch team vormden en de geneeskundige zorg in Mierlo op zich namen. Onder hun leiding werd in 1974 een begin gemaakt met het gezondheidscentrum.
Wijkverpleegkundigen
Het gezondheidscentrum Mierlo werkte nauw samen met de Wit-Gele Kruisvereniging en de thuiszorg. Na de oprichting van het Wit-Gele Kruis in 1930 kwam in 1933 zuster Ronz naar Mierlo, korte tijd later gevolgd door haar zus.
Zij hebben veel pionierswerk verricht en samen hebben ze ongeveer 24 jaar de zorg gehad voor de Mierlose zuigelingen, zieken en bejaarden. Na hun afscheid in 1957 hebben ze nog in Huize Bethanië van hun verdiende ‘oude dag’ genoten.
In 1945 kwam zuster Timmers het team van dr. Kerssemakers en de gezusters Ronz versterken.
Op 23 maart 1974 nam zuster Timmers afscheid van de Mierlo-Houtse gemeenschap, waar zij ruim 29 jaar werkzaam was geweest.
Eind jaren vijftig kwam zuster Glasmeijer naar Mierlo om de taak van de gezusters Ronz over te nemen. Om gezondheidsredenen nam ze al in 1961 ontslag; zuster Remmen volgde haar op.
Door de uitbreiding van Mierlo in de jaren zestig en zeventig met onder meer de wijken Kerkakkers I en Kerkakkers II, waar veel jonge gezinnen zich vestigden, was er meer hulp nodig voor het Mierlose wijkzorgteam. In 1963 kreeg zuster Remmen assistentie van zuster De Vries. In 1974 werd zuster De Putter gevraagd om een week in te vallen bij de thuiszorg.
En die week werd uiteindelijk een periode van 22 jaar. De Putter was de laatste wijkverpleegkundige in Mierlo. In 1996 nam zij afscheid van de Mierlose Kruisvereniging. De thuishulp werd overgenomen door mantelzorg en later door instanties als de Zorgboog, Savant en Buurtzorg.
Vroedvrouwen/verloskundigen
De oudste bron die verwijst naar de aanwezigheid van een vroedvrouw in Mierlo dateert van het jaar 1443–1444. Dan wordt Willem van Kyglaer genoemd als vroedman, een van de weinige mannelijke verloskundigen. Veel later, in de 18e eeuw, had het dorpsbestuur een vroedvrouw in dienst die ook belast was met de armenpraktijk.
Wie verloskundige hulp nodig had maar die niet kon betalen, kon gratis bij haar terecht. De eerste vroedvrouw met meer dan tien dienstjaren in Mierlo was Hendrien Raijmakers. Zij was werkzaam van 1738 tot haar overlijden in maart 1749.
Een groot deel van de Mierlose bevolking leefde in armoedige omstandigheden. Arme zwangere vrouwen kregen kosteloos hulp. Welke gezinnen of personen tot de armlastigen behoorden, werd bepaald door de bestuurders van de gemeente. Als een vrouw geen ‘armenbriefje’ had, moest ze zelf de bevalling betalen. Voor veel mensen was de drempel toch te hoog om een armenbriefje aan te vragen, maar de vroedvrouw betalen was vaak ook een probleem. Sommige vroedvrouwen namen dan genoegen met minder dan het normbedrag of ze lieten het tekort in natura bijpassen.
Veel vrouwen waren bijna elk jaar zwanger. Gezinnen met tien tot veertien kinderen kwamen veel voor en ook het aantal miskramen was niet gering. Zwanger zijn was in die tijd heel gewoon voor de meeste vrouwen; ze bleven doorwerken in huis of op het land, soms wel tot vlak voor de geboorte van het kind. Hoewel de vroedvrouw er sterk op aandrong om het rustig aan te doen, konden de meeste vrouwen zich dat niet permitteren. Rusten was een luxe, dachten ze en ze waren zich niet bewust van het gevaar van zwaar werk, zo vlak voor een bevalling.
Het was heel lang slecht gesteld met de verzorging van kraamvrouwen en zuigelingen. Maar vanaf 1910 werd veel aandacht besteed aan voorlichting aan jonge moeders. Vaak ook kregen de ouders bij de geboorteaangifte een handleiding over de verzorging van zuigelingen. En door de opkomst van de kruisverenigingen in het begin van de 20e eeuw verbeterde er ook veel. In Noord-Brabant werd op 1 oktober 1916 het Wit-Gele Kruis opgericht.
Als verloskundige was begin jaren zeventig Magret Teuwen-Dingelstad werkzaam in Mierlo. Zij werd opgevolgd door Margot van de Bunt- Le Roux, die na een lange loopbaan van 44 jaar stopte in september 2014. Francien Wannemakers was een van de meest bekende kraamhulpen in Mierlo.
Hof van Bethanië
In 2005 werd begonnen met een gefaseerde afbraak van het oude Bethanië en met de nieuwbouw van de huidige Hof van Bethanië. Bij deze nieuwbouw werd de voorgevel van het in 1874 gebouwde klooster behouden en in het totaal nieuwe project opgenomen. In het nieuwe Hof van Bethanië werd ook een volledig ‘medisch blok’ opgenomen met huisartsen, fysiotherapie en apotheek.
EHBO Mierlo
Op 5 mei 1951 besloot een aantal Mierlonaren een vereniging op te richten die tot doel had mensen na een ongeval te helpen. Jan Liebreks, Ferdinand Branten en Goen van der Wiel namen hierin het voortouw. Dokter Kerssemakers en pastoor Van Lierop waren ook nauw betrokken bij de oprichting. Later werd ook een Jeugd-EHBO opgericht door Jan Coolen, Jos van der Vleuten en A. van Berlo. Als sinds 1985 krijgen alle Mierlose basisscholen een cursus ‘jeugd-EHBO’.
De Mierlose EHBO was in de jaren 90 van de vorige eeuw een vrij grote vereniging met meer dan 160 leden/hulpverleners. Na 2000 nam het aantal leden af doordat de regering bedrijfshulpverlening (BHV) voor het bedrijfsleven invoerde.