Ontspanningsoord Molenheide
In juli 1919 kreeg de ‘Combinatie’ van de gemeente Mierlo toestemming voor het oprichten van Lustoord Molenheide. In het begin werd er veel geld in het Lustoord geïnvesteerd. Zo werden een buitencafé en een paviljoen (café – restaurant – pension) met een terras gebouwd. Er was een vijver waar bezoekers konden zwemmen, roeien en kanoën.
Er kwamen parkeerplaatsen voor fietsen en auto’s en er werd zelfs een tramhalte aangelegd. Voor kinderen was er een speeltuin met glijbaan, wip, luchtschommel en zweefbaan. Volwassenen konden naar toneelvoorstellingen kijken en naar muziekuitvoeringen luisteren. Daarnaast was er gelegenheid om te dansen en kon men een uitzichttoren beklimmen of deelnemen aan handboogschieten.
Vliegveld Molenheide
In oktober 1919 diende de ‘Combinatie’ bij de gemeente een verzoek in om 50 hectaren heidegrond op de Molenheide te mogen pachten met het recht tot koop. De ondernemers wilden er een vliegveld realiseren dat geschikt was voor het ontvangen van vliegtuigen van nationale en internationale bestemmingen. Dit zou veel toeristen trekken en een deel van de inkomsten zou ten goede komen aan de gemeente. De gemeenteraad besloot om het terrein voor een bedrag van f. 500,- voor een termijn van 4 jaar te verhuren aan de ‘Combinatie’.
In september 1919 kocht het bestuur van ‘Lustoord Molenheide’ al twee D.F.W(Deutsche Flugzeug-Werke)-vliegtuigen, die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren ingezet en waarop nog het IJzeren Kruis prijkte. In hetzelfde jaar werd een hangar gebouwd die geschikt was voor 3 vliegtuigen. Adrianus van der Meulen, de zoon van Josephus van der Meulen, ging in Duitsland op zoek naar piloten. Duitse oorlogsvliegers, die voor hun land hun ‘sporen’ hadden verdiend boven België en Noord-Frankrijk, waren uiteraard werkloos geworden. In België, Frankrijk en Engeland waren ze natuurlijk niet meer welkom en in het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog was voor hen geen brood te verdienen. In het neutrale Nederland was dat wel het geval.
Tussen 1919 en 1922 verzorgden 4 Duitse en 1 Franse sportvlieger passagiersvluchten, stuntvluchten en parachutespringen.
Niet alleen de ‘Combinatie’, maar ook een vermogend particulier, de heer Pistorius, lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en burgemeester van Aarle-Rixtel, gebruikte dit vliegveld. Hij was de eerste Nederlander die een vliegtuig voor privégebruik had aangeschaft.
De verrichtingen van de vliegers en de parachutisten waren goed zichtbaar vanaf de Aardborstweg en de Geldropseweg, zodat het niet noodzakelijk was om een entreebewijs te kopen. Daardoor vielen de bezoekersinkomsten dus tegen. Ook waren de vliegtuigen regelmatig defect of kon het vliegfeest vanwege slechte weersomstandigheden geen doorgang vinden. Hierdoor en door fouten in de boekhouding kwam de onderneming in zwaar weer terecht. Ondanks het feit dat heel veel mensen het lustoord bezochten, moest het als gevolg van financiële tegenslagen worden verkocht. Dat gebeurde tijdens een openbare verkoop in september 1922. A. Sevens uit Helmond werd de nieuwe eigenaar van Lustoord Molenheide. Hij liet dichtbij het Galgenven een restaurant met de naam Lido bouwen. Later kwamen er nieuwe attracties bij, waaronder een kabelbaan naar een eilandje in het Galgenven. Op het ven kon men ook watersporten en in de winter schaatsen.
Door de economische crisis van de jaren dertig hadden de mensen minder te besteden. De voortzetting onder de naam Nieuw Molenheide, inclusief vliegterrein, kon het oord uiteindelijk niet redden. Door onder meer een gebrek aan financiële middelen besloot ook het gemeentebestuur van Mierlo af te zien van de aanleg van Vliegveld Mierlo. Uiteindelijk werd het gebied in het kader van de werkverschaffing voor een groot deel beplant met dennenbos, bedoeld voor de productie van mijnhout voor de Limburgse kolenmijnen.
In 1940 kochten Hub en Wim van Doorne het terrein. Het nog aanwezige restaurant Lido bleef bestaan en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral bezocht door hoge Duitse officieren.
Na de bevrijding werd het Lido een plaats waar heren zich met dames van lichte zeden konden terugtrekken in de zogenaamde ‘blauwe kamer’ die per uur kon worden gehuurd. Ondertussen bouwde Piet van Doorne er zijn villa en liet vervolgens het Lido afbreken. Het terrein van Lustoord werd daarmee het particulier landgoed Reigerslo; sindsdien is ook het Galgenven niet meer toegankelijk voor het publiek.
Van ‘Recreatieplan Molenheide’ naar recreatiepark ‘Het Wolfsven’
Op 1 januari 1961 was de zesdaagse werkweek verleden tijd en werd de vijfdaagse werkweek ingevoerd. Mensen kregen meer vrije tijd en de behoefte aan mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding werd groter. Het door het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in 1954 opgerichte werkcomité Natuurbehoud en Recreatie was voor die invoering al tot de conclusie gekomen dat alleen door de aanleg van recreatieoorden in de buurt van steden voldaan kon worden aan de behoefte aan ontspanning voor iedereen.
Burgemeester Krol had ook kennisgenomen van deze discussie. Hij zag het als de taak van het gemeentebestuur om hieraan een bijdrage te leveren. Mierlo lag immers tussen de twee industriesteden Eindhoven en Helmond in. Hij kwam met het ‘Recreatieplan Molenheide voor dagrecreatie en toerisme’. Het plan zou in de loop der jaren vaak aangepast worden, totdat burgemeester Krol in 1960 in contact kwam met een zekere G. Hellemond. Hij was eigenaar van een recreatiepark in Loon op Zand en had wel interesse in de exploitatie van een park in Mierlo. De gemeenteraad keurde zijn plannen goed, waarna in 1964 Gedeputeerde Staten vergunning verleenden voor de bouw van huisjes en voor een kampeerterrein voor tenten en caravans. Recreatiepark ‘Het Wolfsven’ was officieel geboren.